Het valt mij op dat het afgelopen jaar zich bij onze praktijk nogal wat jonge studentes hebben aangemeld, die het gevoel hebben de grip op hun leven helemaal kwijt te zijn geraakt.
Meiden van begin 20, die aangeven dat hun hoofd helemaal vol zit en het niet meer lukt om helder na te denken, maar wel last hebben van een ‘kort lontje’. Die zich continu oververmoeid voelen, maar waarbij het maar niet meer lukt om goed uit te rusten. Die het gevoel hebben te falen en daardoor nog harder gaan knokken om toch nog zoveel mogelijk ballen in de lucht te kunnen houden, wat dan weer niet lukt. Kortom: ze zijn uiteindelijk ten einde raad.
Het zijn vaak meiden die jarenlang hoge eisen aan zichzelf hebben gesteld. Al jarenlang last hebben van vage gezondheidsklachten, zoals buikpijn en hoofdpijn. Sommigen slikken ook al jarenlang antidepressiva of andere medicijnen om de klachten te onderdrukken.
Deze meiden hebben allemaal het idee dat het heel erg is als het niet lukt om hun doelen te halen. Dat er dan als het ware een ramp gebeurt. Dat heel veel mensen dan negatief over hen gaan denken en dat dat heel erg is. Of dat het hele ernstige gevolgen voor hun toekomst zal hebben.
Vanwege die angst leggen ze meestal al vele jaren de lat hoog. Want als de lat hoog ligt, dan is de kans dat ze het niet goed doen minder groot, denken ze. Dus zullen ze minder snel ‘falen’. Maar een hoge lat betekent wel dat ze heel veel van zichzelf vragen. En dan kan het nog steeds misgaan, wat dan weer zorgt voor buikpijn of hoofdpijn (=stress!!).
Uiteindelijk lukt het niet meer, zijn ze ten einde raad en melden ze zich bij de huisarts om hulp, die hen meestal doorverwijst naar een psycholoog.
Wat doe ik dan als psycholoog?
Ten eerste is het van groot belang dat de cliënt gaat herstellen. Dat het te lege energiepotje weer gaat vullen en er weer ruimte in het hoofd ontstaat. Daarvoor gaan we eerst samen onderzoeken hoe vol het energiepotje eigenlijk is. Dat doen we door voor de afgelopen week na te gaan wat de cliënt zoal heeft gedaan en hoe de cliënt zich toen voelde. Zo komen we erachter wat cliënt nog wel kan zonder dat het leidt tot extra vermoeidheid.
Soms pas ik ook EMDR toe, waardoor er weer ruimte in het hoofd kan ontstaan, wat het herstel bevordert. Dat doe ik meestal als cliënt zich erg druk maakt over iets wat haar is overkomen.
Vervolgens gaan we na welke ballen cliënt allemaal in de lucht houdt. Dus wat moet er gedaan worden voor de studie, welke bijbaantjes heeft de student, hoe zit het met huishoudelijke activiteiten en met andere nevenactiviteiten. Meestal zijn het te veel ballen, waar te weinig energie voor is. Het is alsof cliënt met een halfvolle tank naar Zuid Frankrijk wil rijden.
Dan gaan we samen bekijken welke ballen weggedaan kunnen worden of kunnen worden vervangen door een bal die minder tijd of energie kost. Dit is vaak een lastig punt, want het wegdoen of het vervangen van een bal heeft ook consequenties. En dan komt meestal ook weer faalangst om de hoek kijken en hoor ik vaak ‘O jee wat zullen ‘ze’ wel niet denken als ik dat niet meer doe of anders ga doen’. Of ‘O jee, nu kan ik niet op tijd afstuderen en zien ze aan mij CV dat ik zo lang heb gestudeerd en vind ik nooit meer een baan’.
Vaak willen ze de consequenties niet dragen. Aan de andere kant is het besef er ook wel dat het niet gaat lukken om met een bijna lege tank even ver te rijden als met een volle tank brandstof. Dus er zullen keuzes gemaakt moeten worden, want anders gaat nog veel meer niet lukken.
We besteden in deze fase dan ook veel aandacht aan de angst voor de consequenties. Hoe reëel is deze angst? Dat gaan we dan onderzoeken. Soms bedenken we ook experimenten om te kijken of bepaalde aannames wel kloppen. Vaak blijkt dat de consequenties wel meevallen of helemaal niet reëel zijn. Is het zo dat ‘iedereen’ negatief gaat oordelen als je studievertraging gaat oplopen? Door bijvoorbeeld aan verschillende mensen te gaan vragen hoe zij zouden oordelen als cliënt langer over de studie zou gaan doen, wordt een reëler beeld gekregen van de situatie en blijkt dat de consequenties meestal wel meevallen en vaak ook weer positieve kanten hebben, waar tot nu toe geen oog voor was. Of cliënt ontdekt dat een studievertraging helemaal niet zo’n grote invloed heeft op het krijgen van een baan. Er zijn ook heel veel andere, vaak belangrijkere factoren, die het wel of niet krijgen van een baan bepalen.
Gelukkig neemt de angst voor de consequenties af, doordat een reëler beeld wordt gekregen.
Cliënt krijgt daardoor steeds meer het gevoel weer grip op het leven te krijgen.
Daarnaast is het heel belangrijk dat cliënt ook dingen blijft doen die energie opleveren! Dus vooral wel dingen blijft doen die ze leuk vindt, ook al word je er moe van!
Het energiepotje raakt steeds voller en cliënt gaat zich steeds beter voelen. Dit gaat wel met schommelingen. De ene dag gaat het beter dan de andere dag. Maar er zit altijd wel een vooruitgang in.
Tenslotte gaan we aan de slag met de veroorzakers van de ontstane situatie. Op zich hebben we dat ook al gedaan in eerdere fases, maar nu krijgt het meer aandacht. Door cognitieve gedragstherapie lukt het meestal wel om ook de veroorzakers aan te pakken. Wat we precies doen is afhankelijk van de situatie. Het valt me op dat het nogal eens te maken heeft met een diepgewortelde angst om bijvoorbeeld ouders teleur te stellen en met aangeleerde ‘coping strategieën’ om hier mee om te gaan.
Cliënt krijgt in ieder geval ook praktische handvatten, waarmee zij grip op het leven kan houden. Zo leert cliënt bijvoorbeeld om reëlere eisen aan zichzelf te stellen, zich minder druk te maken over wat anderen vinden en er voor te zorgen dat ‘de hoeveelheid ballen’ past bij ‘de hoeveelheid beschikbare energie’.
Voor meer informatie, neem gerust contact met ons op.
Marjan de Jong